Column: Double trouble

20 nov 2021, 17:41 Home
050 column illustratie martijn schraven jca scaled
Illustratie: Jules Calis / Pix4Profs. Double Trouble
Martijn Schraven (1978) is freelance journalist, tekstschrijver, lezer en liefhebber van muziek die al lang niet meer gemaakt wordt. Maar eerst en vooral papa. Thuispapa, om precies te zijn. Dat léék ooit een heel logische keuze. Met regelmaat geeft hij middels zijn columns een inkijkje in zijn dagelijkse beslommeringen.
Een tweeling? Dat is dubbel zoveel werk zeker? Als ik toch een euro had gekregen voor elke keer dat me dit het eerste half jaar gevraagd werd. En ja, natuurlijk is het dubbel werk. Maar die eerste maanden viel het tegelijkertijd reuze mee. Het meeste werk van het baby-badderen zit niet zozeer in het badderen als wel in alles klaarzetten. De fles geven kan ook door ze tegelijkertijd in het duo-babykussen te leggen met aan weerszijde de melk.
Het is een beetje een overbodig cliché met 7,756 miljard mensen op de wereld, maar het krijgen van een kind blijft een geschenk. Een tweeling is dus alsof je de loterij dubbel wint. Met dat verschil dat je er geen zwembad of nieuwe keuken van kunt kopen, maar je voor de uitdaging staat om in de komende achttien jaar ergens een extra ton vandaan te halen om de opvoeding te bekostigen. En je moet een andere auto aanschaffen. Zo’n lelijke met een dubbele achterbank. En je weet nu al dat toekomstige kinderfeestjes de living hell worden. Maar verder: een cadeautje, absoluut.
Tegenwoordig wordt me zelden nog gevraagd of het niet heel druk is. Wel komt de vraag nu vaker voorbij of het een tweeling is, wanneer ze samen in de dubbele buggy zitten. Mijn favoriete antwoord daarop is: ‘Nee, het is eigenlijk een drieling maar ik heb de lelijkste maar thuis gelaten.’
Het paradoxale is dat naarmate de ‘druk zeker’ -opmerkingen verstommen, de echte druk toeneemt. Alles is dubbel. Dus ook in de fase waarin ze net geleerd hebben om op de bank te klimmen, zonder dat ze al zelfstandig op de bank kunnen zitten. ’s Ochtends is er altijd eentje teleurgesteld als ik de ander als eerste uit bed pak. En het altijd geweldig leuke stoeien op de bank ‘springen op papa’ kent een extra dimensie doordat er twee paar knieën zijn die met een wilde sprong op je buik landen. Sinds een week hebben ze ontdekt dat het traphekje geen onoverkomelijk obstakel hoeft te zijn. Twee peuters van boven naar beneden halen is alsof je kikkers verzamelt in een tupperware bakje. Telkens wanneer je denkt dat je ze hebt, blijkt er eentje alweer tussenuit geschoten.
Maar dat is gemier als je het afzet tegen de lol. Hoe ze ‘wacht op mij’, zeggen tegen elkaar wanneer ze naar bed moeten. Ze zeggen het allebei. Ook degene die voorop gaat. Zo lief als Leon voor z’n zusje d’r aapje pakt of Julia Leons Woefie meeneemt. En als ze zich verstopt hebben in de gang, steken er twee paar beentjes onder het gordijn uit. Het gebabbel tegen elkaar in bed. En hoe ze samen voor de tv kunnen zitten, duimpjes synchroon in de mond. Of Leon die steevast Julia aanwijst op mijn retorische vraag ‘wat ruik ik in die broek?’.
Ik vraag me wel eens af hoe ze zelf later terugkijken op het tweeling-zijn. Zelf heb ik twee geweldige zussen maar vanwege het leeftijdsverschil, respectievelijk 6 en 11 jaar, had ik er als kind geen speelmaatje aan. Zij hebben altijd elkaar. Al vanaf dat ze in de box lagen. Altijd was er wel op de een of andere manier contact. Een hand, voetjes tegen elkaar, altijd heel dicht bij. Dat zal ooit minder worden. Al was het alleen al omdat ze straks op de basisschool conform het schoolbeleid niet bij elkaar in de klas komen. En er zal een moment komen dat ze elk een eigen kamer claimen. Hoe lang ze nog plezier hebben aan samen poedelen in bad, dat valt nog even te bezien. Onlangs was ik op zolder even wat handdoeken aan het pakken toen ik ineens een ijselijke kreet van Julia hoorde. Gevolgd door een ‘o nee, o nee, o nee’ (haar vocabulaire groeit met de dag, maar is nog altijd redelijk beperkt). Met drie treden tegelijk storm ik naar beneden en daar zie ik haar in de verste hoek van het bad op de rand zitten. In het midden van het bad dobbert de aanleiding tot haar paniek. Leon staat ernaast, kijkt naar het bruine, langzaam uiteen vallende hoopje in het water en dan naar mij. ,,Julia gedaan”, zegt hij.
Tekst: Martijn Schraven
Illustratie: Jules Calis / Pix4Profs